Wetsvoorstel Franchise
Eind 2018 is voor de tweede maal een conceptwetsvoorstel over franchise ter consultatie neergelegd. In april 2017 was een eerste voorontwerp neergelegd die volgens de Memorie van Toelichting met grote meerderheid (>80 %) positief is ontvangen door franchisenemers. Namens franchisegevers waren de geluiden kritischer van aard. Het eerste wetsvoorstel was voornamelijk gestoeld op implementatie van de Nederlandse Franchise Code. Het thans voorliggende wetsvoorstel heeft dat principe verlaten en gaat over tot een eigen kader, waarin een verregaande bescherming van franchisenemers is beoogd (enigszins vergelijkbaar met bescherming van huurders van winkelruimte). Het wetsvoorstel maakt geen onderscheid in omvang; zowel de grote, professionele internationale franchiseketens als de kleinere ketens met hooguit enkele vestigingen lijken onder de wet te gaan vallen.
Om bij het einde te beginnen: het overgangsrecht. Voor overeenkomsten die voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de wet zijn gesloten geldt een nieuwe wet nog niet direct. In het vorige wetsvoorstel stond nog een periode van vijf jaar voordat bestaande overeenkomsten ook onder de nieuwe wet zouden gaan vallen, maar die termijn is in het huidige wetsvoorstel opengelaten. Voor bestaande franchiseovereenkomsten zal de wet daarmee waarschijnlijk voor de eerst komende jaren nog niet direct van invloed zijn. De Memorie van Toelichting is echter niet duidelijk over de status van verlengingen/aansluitingen op bestaande overeenkomsten. Hoe dan ook zal invoering van de wet onmiskenbaar een grote impact hebben op franchiseverhoudingen. Enkele highlights van de onderwerpen die bij wet worden geregeld:
Standstill periode, informatieverstrekking
Nieuw is dat ten minste vier weken voorafgaand aan het ondertekenen van de franchiseovereenkomst niets meer ten nadele van de franchisenemer mag worden veranderd aan de conceptovereenkomst. Deze periode is bedoeld ter bescherming van de franchisenemer om de impact van die conceptovereenkomst goed op hem te laten inwerken. In die periode kan hij/zij juridisch advies inwinnen omtrent de inhoud van de franchiseovereenkomst. Daaraan voorafgaand heeft de franchisegever alle mogelijke relevante informatie aan de aspirant franchisenemer meegedeeld/ter hand gesteld. Ook wat betreft financiële gegevens met betrekking tot de beoogde locatie (!). In deze bedenktijd mag de franchisenemer ook niet onder druk gezet worden om andere overeenkomsten te ondertekenen waarmee hij al met één been in de franchiseovereenkomst zou komen te staan (denk aan een ondertekening van een huurovereenkomst, het doen van bestellingen of aanbetalingen). Gedurende de franchiseovereenkomst is de franchisegever verplicht de franchise ook daadwerkelijk substantie te geven door de knowhow up-to-date te houden en de franchisenemer bijstand te bieden en te begeleiden in diens bedrijfsvoering.
Wijzigingen, afnameverplichting
Wijzigingen van de franchiseovereenkomst gedurende de looptijd die enige invloed op de bedrijfsvoering van de franchisenemer zouden kunnen hebben, kunnen niet meer eenzijdig door de franchisegever worden doorgevoerd. In het wetsvoorstel is ook ruime aandacht voor structuur en frequentie van overleggen tussen franchisegever en franchisenemer(s), deze laatste al dan niet vertegenwoordigd door een franchiseraad.
Afnameverplichtingen zijn nog steeds mogelijk. Een eventuele opslag op de inkoop wordt ook onder de nieuwe wet gezien als een indirecte vergoeding voor de franchisegever. Echter dient de opslag wel in een redelijke verhouding te staan tot de meerwaarde die de franchisegever heeft. De opslag dient “in het handelsverkeer gebruikelijk” te zijn.
Beëindiging franchiseovereenkomst, goodwill vergoeding
Als de relatie voor beide partijen naar tevredenheid verloopt is thans de praktijk dat franchiseverhoudingen worden verlengd op basis van de laatst geldende uitgangspunten. De wetgever lijkt er vanuit te gaan dat onderhuids toch een te grote druk voor franchisenemer aanwezig is, omdat de gevolgen voor de beëindiging voor de franchisegever vaak ongewis zijn. Het wetsvoorstel voorziet dan ook in een expliciete goodwill vergoeding of waardebepaling daarvan. Volgens een in de overeenkomst vast te leggen berekeningsmethodiek dient het deel van de goodwill dat aan de franchisenemer is toe te rekenen, te worden bepaald. Bij beëindiging van de franchise dient die waarde vergoed te worden door franchisegever of een opvolgend franchisenemer. Aan de praktijk van vrijwel automatische verlengingen (in een ongestoorde franchiseverhouding) lijkt dan mogelijk een einde te komen.