Werkgeversaansprakelijkheid door val in vetput / werkgevers opgepast!
Onlangs kopten diverse kranten over onveilige werksituaties voor werknemers in de horeca. Natuurlijk, waar gewerkt wordt vallen spaanders maar ook binnen de horeca is veiligheid een belangrijke issue. Hoever reikt de aansprakelijkheid van een werkgever nu voor zijn werknemers?
Artikel 7:658 BW bevat de zorgplicht van de werkgever voor de veiligheid van de werkomgeving van de werknemer. Alhoewel dit artikel geen absolute waarborg is voor werknemers, ligt de lat hoog voor werkgevers. Neem als voorbeeld het arrest over Hotel ‘t Centrum (Gerechtshof Den Haag, 2 februari 2016).
Een stagiaire is aan het werk in het hotel en valt in een openstaande vetput. Het luik van de put zou hebben opengestaan, omdat de vetput zojuist was leeggezogen. De stagiaire stelt dat zij als gevolg van haar val schade heeft geleden, waarvoor zij zowel het hotel als het rioolbedrijf Zegwaard aansprakelijk houdt. Het hotel voert o.m. aan dat zij niet aansprakelijk is omdat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, maar van een stageovereenkomst. Het Hof concludeert echter dat dat er niet toe doet; ook bij een stageovereenkomst vormt artikel 7:658 BW het uitgangspunt. De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij hij aantoont dat hij zijn bovengenoemde zorgplicht is nagekomen, of dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
De werknemer dient alleen aan te tonen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. De werknemer hoeft niet te bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is. Het hotel betwist dat de stagiaire schade heeft geleden tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden, door een val in de vetput. Het Hof concludeert dat hiervan wel sprake is en dat de aansprakelijkheid (dus) vaststaat, tenzij het hotel kan aantonen dat zij haar zorgplicht is nagekomen.
Het Hof heeft in deze beoordeling meegenomen dat op basis van het opgelopen letsel in combinatie met de ter comparitie gemaakte situatietekening, voldoende bewezen is dat de stagiaire vanaf haar werkplek achter de balie opzij is gestapt om iets uit de printer te halen en daarbij in het gat in de grond is gestapt als gevolg waarvan zij ten val is gekomen. Een dergelijke val kan het door haar opgelopen letsel (kneuzing van de ribben ter rechterzijde van het lichaam en een hersenschudding, blijkende uit het medisch dossier), goed verklaren. Een en ander is ook in lijn met een verklaring van een collega, die stelt dat zij haar met beide benen in het gat heeft aangetroffen en haar heeft geholpen het gat uit te komen.
Het hotel stelt verder dat zij haar zorgplicht is nagekomen, nu zij haar personeel steevast waarschuwt goed uit te kijken wanneer de vetput wordt leeggezogen, omdat er dan slangen op de vloer worden gelegd en het deksel van de vetput openstaat. Het hotel stelt dat meer of andere veiligheidsmaatregelen niet van haar konden worden verlangd. Zij benadrukt dat het aan de stagiaire ook niet kan zijn ontgaan dat de vetput werd geleegd, omdat zij de dikke slang niet over het hoofd had kunnen zien.
Het Hof is het hier niet mee eens. In het Arbeidsomstandighedenbesluit is bepaald dat moet worden aangenomen dat een opening in de vloer leidt tot valgevaar. Wanneer valgevaar bestaat, dient dat gevaar zo veel mogelijk te worden tegengegaan door het aanbrengen van voorzieningen. Ook is bepaald dat plaatsen waar door de aard van het werk gevaar, met inbegrip van valgevaar, voor komt, moeten worden gemarkeerd. Dit betekent dat het enkel waarschuwen van personeel voor het feit dat de vetput zal worden geleegd, niet voldoende is. Naar het oordeel van het Hof had in ieder geval van het hotel mogen worden verwacht dat zij de ruimte achter de receptiebalie waar de vetput zich bevond had afgeschermd en haar personeel met borden en/of linten had gewaarschuwd voor de gevaarzettende situatie. Door dit niet te doen heeft het hotel niet aan haar zorgplicht voldaan en is zij aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade.
Ook rioolbedrijf Zegwaard wordt aansprakelijk gehouden voor de schade van de stagiaire. Het Hof overweegt hierbij dat van de werknemer van het rioolbedrijf had mogen worden verwacht dat hij zich realiseerde dat hij een situatie in het leven riep die voor anderen gevaarlijk was.
Overigens was het Hof ook van oordeel dat het rioolbedrijf (inderdaad) een aanmerkelijk gevaar heeft gecreëerd voor het baliepersoneel. Doordat zij gezien de aard van haar werkzaamheden aan de omgeving niet telkens hun volledige aandacht zou (kunnen) besteden, terwijl hij dit met eenvoudige middelen (het afzetten van de ruimte achter de receptie) had kunnen voorkomen. Dit betekent dat (ook) het rioolbedrijf aansprakelijk is voor de als gevolg van het ongeval door stagiaire geleden en nog te lijden schade.
Uit bovenstaande kan men afleiden dat naast het voldoende waarschuwen van personeel, het van belang is om in een horecagelegenheid steeds te bekijken in hoeverre situaties gevaarzettend zijn en maatregelen te nemen om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door het plaatsen van hekjes, afschermingswandjes en waarschuwingsborden. Wanneer het gevaar zich toch verwezenlijkt en een werknemer lijdt schade tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden, blijft het moeilijk voor de werkgever om aan aansprakelijkheid te ontkomen.
Tip: Een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering met goede dekking is daarom belangrijk voor iedere verstandige horeca-ondernemer.