Reactie op pilot mengvormen Drank- en Horecawet
In augustus van dit jaar heeft onderzoeksbureau Berenschot een eindrapport uitgebracht met betrekking tot de pilot mengvormen Drank- en Horecawet.
Deze pilot welke door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werd ondersteund heeft op zware kritiek van de landelijke politiek kunnen rekenen. Ook heeft deze pilot meermaals de rechterlijke toets niet kunnen doorstaan, zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Overijssel van 30 maart 2016 of de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juli 2016.
In augustus heeft onderzoeksbureau Berenschot een eindrapport opgesteld welke gebaseerd is op reacties van de deelnemende gemeenten en ondernemers.
Hierin ligt dan ook gelijk een zwakte van het onderzoek. Veel van de (nadelige) effecten van de pilot worden immers ervaren door anderen dan de deelnemers. Door slechts bij de deelnemers te onderzoeken (waarbij overigens maar iets meer dan de helft überhaupt heeft gereageerd), wordt een te beperkt beeld geschetst van de effecten van de pilot.
Het eindrapport gaat aan de hand van vijf onderzoeksvragen in op de gevolgen van de pilot. Hoewel er op de wijze van onderzoek en de inhoud van het eindrapport het nodig valt af te dingen - zo staat bijvoorbeeld het meest centrale artikel van de Drank- en Horecawet (artikel 3) in dit rapport niet eens genoemd - sluit dit stuk af met enkele naar onze opvatting juiste algemene opmerkingen.
Bij deze afsluitende opmerkingen worden enkele bruikbare elementen uit het onderzoek naar voren gehaald. Meester Advocaten onderschrijft deze elementen grotendeels, zo valt er best iets te zeggen voor deze decentralisering van de regelgeving. Hoewel dit voor bijvoorbeeld landelijke ketens het er wellicht niet makkelijker op maakt, kunnen lokale omstandigheden enige onderlinge verschillen wel rechtvaardigen.
Met oog voor de relevante belangen meer ruimte bieden voor maatwerk lijkt ons in prindipe mogelijk.
Daarbij staat bij de aanbevelingen van dit eindrapport opgenomen dat er weinig weerstand lijkt te bestaan voor uitbereiding van de mogelijkheden om goederen te verkopen (detailhandel uitvoeren) in een alcohol schenkend horecabedrijf. Zo is het op dit moment strikt genomen niet toegestaan om bijvoorbeeld een T-shirt te verkopen in een café.
Het (onder omstandigheden) actief aanbieden van wijnproeverijen bij een slijter of wijnhandel lijkt aldus het onderzoek ook op weinig weerstand te stuiten. De vraag wanneer een café ook als proeverij (of andersom) aangemerkt kan worden lijkt het onderzoek hierbij echter te ontwijken.
In de afsluiting van het onderzoek worden vervolgens de nodige “open deuren” ingetrapt. Zo staat hier opgenomen dat het schenken van alcohol op locaties waar dit thans niet is toegestaan wel de meeste discussie (weerstand) oproept. Hierbij wordt aangegeven dat onder andere het concurreren van detailhandel met horecabedrijven de nodige vragen oproept en staat aangegeven dat het uitbreiden van het aantal verstrekkingspunten van alcoholische dranken ook vanuit het oogpunt volksgezondheid, openbare orde en veiligheid tot nadere uitwerking noopt.
Hierbij lijkt het onderzoeksbureau wel meer ruimte te zien dan demissionair staatssecretaris Van Rijn. Deze ziet namelijk vooralsnog geen aanleiding om het schenken van alcohol breder mogelijk te maken. Gezien diens heldere mening over het pilot project, vermoeden wij dat dit beperkte onderzoek de landelijke politiek niet snel op andere gedachte zal brengen. Meester advocaten volgt de ontwikkelingen op de voet en staat voor u klaar om mee te kijken naar de (toekomstige) kansen.