Voorzieningenrechter straft te late aanvraag drank- en horecavergunning af
Stel u wilt een horecazaak overnemen. Als deze horecazaak op het moment van overname geëxploiteerd wordt, heeft u er als koper uiteraard belang bij dat die exploitatie zonder onderbreking wordt voortgezet. Echter dient u in beginsel voor het exploiteren van een horecazaak waar alcohol verkocht wordt op grond van de Drank- en horecawet over een drank- en horecavergunning te beschikken en daarnaast in veel gemeenten over een exploitatievergunning.
De wettelijke termijn waarbinnen op een aanvraag drank- en horecavergunning beslist moet worden is drie maanden. Normaliter zou dat betekenen dat gedurende drie maanden niet geëxploiteerd mag worden bij een overname. Men mag niet van de reeds afgegeven drank- en horecavergunning gebruik maken omdat deze persoonsgebonden is. Uiteraard betekent het (tijdelijk) stopzetten van de exploitatie een aanzienlijke kostenpost.
In een behoorlijk aantal gemeenten, waaronder Amsterdam, is daarom, om de koper van een horecaonderneming tegemoet te komen, in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de mogelijkheid opgenomen om bij een overname als het ware op de exploitatievergunning van de vorige exploitant te exploiteren.
In Amsterdam geldt de regel dat binnen 2 weken aan het bestuur moet worden doorgegeven dat de zaak is overgenomen, en binnen 4 weken na overname de nieuwe exploitant zijn exploitatievergunning dient te hebben aangevraagd.
Wordt daaraan voldaan dan mag in die zin (als het ware) de exploitatie op de vergunning van de vorige exploitant plaats vinden. De overgangsbepaling in de APV van Amsterdam is volgens de toelichting bedoeld om het de nieuwe exploitant mogelijk te maken om snel met de exploitatie te kunnen beginnen waardoor er zo min mogelijk omzetverlies en dus schade wordt geleden.
De Drank- en horecawet heeft een dergelijke overgangsregeling bij overname evenwel niet. In (o.a.) Amsterdam wordt dan ook in feite het gemis van een drank- en horecavergunning in dat geval gedoogd.
Ingeval gemeenten niet werken met een exploitatievergunning dan wel geen overgangsregeling kennen betekent dat in feite dat, wordt de letter van de wet gevolgd, er bij overname van een alcohol schenkende zaak er per definitie een aantal maanden niet kan worden geëxploiteerd.
Dat is uiteraard, voor de eerlijke ondernemer, een hard financieel gelag.
Onlangs heeft een voorlopige voorzieningenrechter in een dergelijke kwestie uitspraak gedaan. In deze casus werd een lopende horecazaak overgenomen en vroeg de nieuwe exploitant pas ruim een maand na overname de drank- en horecavergunning aan. In die periode werd door de gemeente geconstateerd dat zonder drank- en horecavergunning werd geëxploiteerd waarop de burgemeester tot sluiting van de zaak is overgegaan.
Tegen dit handhavingsbesluit is vervolgens bezwaar gemaakt en tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingesteld ten einde het handhavingsbesluit te schorsen. Daarbij stond vast dat de horecazaak aan alle inrichtingsvereisten voldeed, het bestuur over alle vereiste papieren beschikte en de Wet Bibob niet ten grondslag lag aan het besluit tot handhaving. De overname was in die zin met name een ‘papieren’ overname.
In dat verband is in deze kwestie ook gewezen op het limitatief imperatief stelsel van de Drank- en horecawet waarbij slechts op grond van een aantal limitatief opgesomde gronden de vergunning geweigerd kan worden. Deze gronden deden zich aantoonbaar niet voor, waardoor er volgens de ondernemer concreet zicht op legalisatie bestond en sluiting niet aan de orde kon zijn.
De voorzieningenrechter oordeelde echter anders. Geoordeeld werd dat er weliswaar een aanvraag is ingediend, maar dat de gegevens van het Bureau Kredietregistratie en de Belastingdienst nog ontbraken. Reden genoeg volgens de rechter de voorlopige voorziening niet toe te wijzen.
Het achterhalen van deze gegevens is echter een standaard procedure, waarbij er kennelijk van moet worden uitgegaan dat elke ondernemer in deze zin niet zal voldoen. De nieuwe ondernemer wordt dus nooit het voordeel van de twijfel gegund. En dat terwijl de weigeringsgronden uit de Drank- en horecawet zich niet voordoen!
De voorzieningenrechter oordeelde voorts dat het niet tijdig indienen van de aanvraag drank- en horecavergunning voor rekening en risico van de nieuwe exploitant dient te blijven.
Mogelijk kan het de ondernemer in bovengenoemde kwestie worden tegengeworpen dat hij pas een maand na overname de aanvraag heeft ingediend, echter speelt bij het tijdig aanvragen altijd het verhaal van ‘de kip en het ei’. Immers kan nooit een complete aanvraag worden ingediend drie maanden vóór de overname. De huur- of koopovereenkomst is dan bijvoorbeeld nog niet getekend, wat wel één van de indieningsvereisten is.
Sterker nog, zonder het overleggen van deze gegevens zal de aanvraag buiten behandeling worden gelaten indien deze drie maanden van te voren wordt aangevraagd en pas wordt aangevuld op het moment dat de overname concreet is. Feitelijk is het dan ook pas mogelijk een aanvraag in te dienen op het moment dat daadwerkelijk overgenomen is. Zonder overgangsregeling betekent dit onherroepelijk sluiting van minimaal drie maanden. Want aan de termijn genoemd in de Drank- en horecawet houdt menig gemeente zich niet, is de ervaring.
Wordt de lijn die de voorzieningenrechter hier uitstippelt gevolgd, dan heeft dat voor alle horecaondernemers en toekomstige horecaondernemers in gemeenten waarin geen overgangsregeling wordt toegepast negatieve financiële gevolgen. De verkopende ondernemer moet er immers rekening mee houden dat de koper de sluiting van drie maanden in de aankoopprijs zal verdisconteren. En de partij die overneemt ziet zijn lopende zaak geconfronteerd met minimaal drie maanden sluiting waardoor hij het risico loopt als horecazaak ‘vergeten’ te worden en opnieuw moet beginnen met het opbouwen van een naam en publiek.
Tip
Zaak is dan ook om bij het overnemen van een horecazaak hierover ruim van te voren met de gemeente te communiceren en de mogelijkheden te bespreken om, hoewel nog niet op de aanvraag drank- en horecavergunning kan worden beslist, toch door te mogen exploiteren. In bepaalde gevallen zal daar echter niet altijd tijd voor zijn omdat voor de verkoop snel gehandeld moet worden. Ook dan is het zaak om dit zoveel als mogelijk met de gemeente te communiceren.