winkeltijdenwet
De winkeltijdenwet regelt de openingstijden van winkels.
Onder winkels wordt een voor publiek toegankelijke besloten ruimte verstaan, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht.
Ingevolge artikel 2 van de Winkeltijdenwet is het verboden een winkel voor publiek geopend te hebben op:
- Zondag;
- Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag na 19:00 uur, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, 24 december na 19:00 uur, eerste en tweede Kerstdag en 4 mei na 19:00 uur;
- Werkdagen voor 06:00 en na 22:00 uur.
Op deze verboden is een aantal ontheffingen mogelijk, waarop in het navolgende terug zal worden gekomen.
De nieuwe Winkeltijdenwet
Op 25 november 2011 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de nieuwe Winkeltijdenwet. Deze wet is een uitvloeisel van het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende IV, waarin werd afgesproken om de regels ter verruiming van het aantal koopzondagen in verband met toerisme in de Winkeltijdenwet aan te scherpen.
Op grond van de toerismebepaling in de oude Winkeltijdenwet konden gemeenten aan winkels meer dan 12 koopzondagen per jaar toestaan indien sprake was van toeristische aantrekkingskracht van de gemeente, gelegen buiten de openstelling van de winkels zelf. In de nieuwe wet is het criterium voor toeristische aantrekkingskracht aangescherpt, in de hoop het oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling tegen te gaan.
De bestaande mogelijkheid voor de gemeenteraad om voor ten hoogste 12 keer per jaar vrijstelling te verlenen van het verbod een winkel voor publiek geopend te hebben op de zondag, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag blijft ongewijzigd bestaan.
Wetswijziging uit 2011
In de nieuwe wet dient een gemeente bij toepassing van de toerismebepaling voortaan een kwalitatieve drempel rond de hoeveelheid toeristen dat naar die gemeente komt mee te nemen in haar overwegingen. Daarnaast moet de gemeente een aantal genoemde belangen expliciet laten meewegen in de besluitvorming, zoals werkgelegenheid en economische bedrijvigheid in de gemeente, maar ook immateriële belangen, zoals zondagsrust, leefbaarheid en veiligheid in de gemeente.
Overigens heeft het kabinet, zowel in oude als in nieuwe samenstelling, steeds uitgedragen dat het wetsvoorstel er niet zondermeer op gericht is het aantal koopzondagen in te perken. Veel gemeenten zullen ook in de toekomst kunnen voldoen aan de toerismebepaling. Bovendien tornt het wetsvoorstel niet aan de 12 koopzondagen die gemeenten kunnen instellen. De gemeenten, die nu met gebruik van de toerismebepaling, meer dan 12 koopzondagen toestaan, moeten met inachtneming van alle belangen bezien of ze dit ook in de toekomst voort willen zetten. De nieuwe wet dient er toe gemeenten meer houvast te bieden bij de beslissing of, en zo ja, op welke wijze gebruik kan worden gemaakt van de toerismebepaling. De nieuwe wet handhaaft de decentrale uitvoering van de wet. De beslissing over de toepassing van de toerismebepaling blijft op gemeentelijk niveau en wordt ook niet onderworpen aan een vorm van preventief of repressief centraal toezicht.
Op grond van de wet dient voortaan sprake te zijn van substantieel en autonoom toerisme om gebruik te kunnen maken van de ruime mogelijkheid tot zondagsopenstelling. Tevens moet de gemeente in ieder geval een aantal belangen, zoals de werkgelegenheid en economische bedrijvigheid, de zondagsrust, de leefbaarheid, veiligheid en de openbare orde in de besluitvorming meenemenen en dient het besluit tot aanwijzing als toeristisch gebied vergezeld te gaan van een toelichting en is beroep bij het College voor het Bedrijfsleven mogelijk.
Gemeenten dienen onder de nieuwe wet dus eerst vast te stellen of er in hun gemeente sprake is van toeristische aantrekkingskracht en of de toeristische aantrekkingskracht autonoom en substantieel is. Als dat zo is dan kan de gemeenteraad gebruik maken van de mogelijkheid om meerdere koopzondagen toe te staan.
Wat betekent dat voor de huidige praktijk?
Voor de meeste gemeenten die nu al gebruik maken van een toeristisch regime of overwegen dit te gebruiken, betekent het wetsvoorstel dat de beoordeling opnieuw moet worden uitgevoerd en wel aan de hand van de in de wet gehanteerde criteria. In de wet wordt ervan uitgegaan dat de zondagsrust zowel een sociale en maatschappelijke meerwaarde heeft en niet alleen een religieuze.
Bij de discussie zal het belang van de toeristische sector voor de gemeenten en de lokale economie een belangrijke rol spelen. Een aantal belangrijke indicatoren hiervoor kunnen zijn: de inkomsten van de toeristische sector en inkomsten in verband met de toeristische sector voor bijvoorbeeld horeca. Daarnaast kunnen het aantal arbeidsplaatsen in de toeristische sector, de aantallen bezoekers van toeristische trekpleisters in de gemeente (bijvoorbeeld architectuur, musea, natuurevenementen), het aantal overnachtingen in hotels, campings, vakantiehuizen of andere vorm van logies, de omvang van de gemeentelijke inkomsten gerelateerd aan het toerisme (toeristenbelasting, parkeergelden), mede in vergelijking met de omvang van andere gemeentelijke inkomstenbronnen worden gebruikt om te bepalen of sprake is van toerisme met een substantiële omvang. Funshoppen kan in de zin van de Winkeltijdenwet nadrukkelijk niet worden gezien als toerisme.
Of de toeristische aantrekkingskracht geldt voor de gehele gemeente of slechts een gedeelte ervan, of alleen tijdens bepaalde seizoenen, en bijzondere dagen of het hele jaar rond, kan ook meespelen in de beoordeling. Gemeenten kunnen zelf bepalen of zij deelgebieden binnen de gemeente afbakenen.
Vrijstellingsbesluiten op grond waarvan in een gemeente meer dan 12 koopzondagen per jaar zijn toegestaan en die van kracht zijn als de nieuwe wet in werking treedt blijven gedurende een jaar na dat tijdstip van kracht. Daarmee is gemeenten een redelijke termijn gegund hun besluitvorming aan te passen aan het gewijzigde wettelijke regime.
In de nieuwe Winkeltijdenwet staat nog steeds de mogelijkheid open voor de gemeente om naar het doel toe te redeneren dat sprake is van een toeristische gemeente. Het is nog maar de vraag in hoeverre bij een zorgvuldige besluitvorming van de kant van die gemeente een zondagsopenstelling van bedrijven onderuit zou gaan in verband met de toerisme bepaling. Als het goed gemotiveerd is zal een rechter het wellicht niet makkelijk onderuit kunnen halen. Zeker als daaraan ten grondslag liggen rapporten van onderzoeksbureaus, de VVV, etc. waaruit blijkt dat de bewuste gemeente wel degelijk substantieel autonoom toerisme aantrekt.
Zondagopenstelling
Onveranderd in de nieuwe wet is zoals gezegd de mogelijkheid voor de gemeenteraad om voor ten hoogste 12 keer per jaar vrijstelling te verlenen van het verbod een winkel voor publiek geopend te hebben op de zondag, nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag. Deze bevoegdheid bestaat ook voor eventuele stadsdelen.
In de Winkeltijdenwet is geen specifieke regeling opgenomen ten aanzien van openingstijden voor de koopzondagen. De wet geeft immers alleen specifieke openingstijden voor de werkdagen (van 6.00 tot 22.00 uur). In beginsel kunnen winkels op de koopzondagen dan ook langer open zijn.
De mogelijkheid tot het aanwijzen van maximaal 12 koopzondagen per jaar (het kunnen er ook minder zijn) bestaat voor elke gemeente en staat los van de vraag naar eventuele toeristische aantrekkingskracht van een gemeente.
De ‘avondwinkel’
Een andere mogelijkheid is dat de gemeenteraad bij verordening aan Burgemeester & Wethouders de bevoegdheid verleent om op een aanvraag zogenaamde avondwinkels toe te staan.
Overigens kent de Winkeltijdenwet zelf geen definitie van het begrip avondwinkel. Dit begrip wordt meestal gebruikt in relatie tot artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet. Uit deze bepaling blijkt dat het gaat om winkels die op zondag vanaf 16.00 uur geopend zijn en waarin uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren worden verkocht, met uitzondering van sterke drank.
Dergelijke winkels zijn in de wetgeving gemaximeerd. Het aantal avondwinkels kan ten hoogste 1 winkel per 15.000 inwoners van de gemeente zijn, of indien het inwoneraantal lager is dan 15.000, één winkel.
Deze ontheffingen zijn tot op heden in de praktijk voornamelijk verleend aan supermarkten. Echter, ook andere winkels komen in aanmerking, namelijk winkels die uitsluitend of hoofdzakelijk levensmiddelen verkopen, met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. Zo kan ook een slager of bakker in aanmerking komen voor een dergelijke ontheffing.
Overigens hebben enkele gemeenten in hun Winkeltijdenverordening aangegeven dat voor ontheffing alleen avondwinkels in aanmerking komen. Volgens een uitspraak van het College van Beroep is dit een geoorloofde beperking van de Winkeltijdenwet. In die kwestie ging het om een Super de Boer die in aanmerking wenste te komen voor avondopenstelling. Vervolgens bleek (impliciet) uit de verordening van de gemeente dat de gemeente met avondwinkels doelde op winkels die na 22.00 uur open zijn, en supermarkten vallen daar niet onder. Super de Boer kreeg de ontheffing niet.
Artikel 3, lid 4 van de Winkeltijdenwet stelt alleen de eis dat de zogenaamde “zondagavondwinkels” niet op de zon- en feestdagen tussen 0.00 en 16.00 uur geopend mogen zijn. Dat betekent dat die zondagavondwinkels op werkdagen op de reguliere tijden, dus tot 22.00, open kunnen zijn.
Er zijn ook nachtwinkels. Deze winkels hebben op grond van artikel 7 Winkeltijdenwet een ontheffing om op werkdagen tussen 22.00 en 6.00 uur open te zijn. Ze kunnen daarnaast een ontheffing krijgen om op de zon- en feestdagen na 16.00 open te zijn. De tekst van de wet laat dit toe, hetgeen ook bevestigd is een uitspraak van de CBB (14-02-2008, LJN BC4612). Uit deze uitspraak volgt ook dat de raad in de Winkeltijdenverordening kan regelen dat bijvoorbeeld alleen de zogenaamde nachtwinkels de ontheffing voor de zondagavond kunnen krijgen.
Omdat het aantal ontheffingen is in de Winkeltijdenwet voor zondagavondopenstelling aan een maximum gebonden is gebonden, afhankelijk van het aantal inwoners is de vraag naar de ontheffing meestal groter dan het beschikbare aanbod.
De Winkeltijdenwet zelf geeft geen selectiecriteria, zodat gemeenten zelf een methode dienen te bedenken om de beschikbare ontheffingen te verlenen. In de praktijk benutten ze daarvoor verschillende methoden, van een rouleersysteem tot een loting.
De ontheffing geldt ook voor feestdagen zoals Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag. Tevens kan de ontheffing ook verleend worden voor de avonden van Goede Vrijdag, 24 december en 4 mei.
Overige vrijstellingen
Op grond van artikel 4 Winkeltijdenwet kunnen Burgemeester & Wethouders tevens vrijstelling verlenen van het verbod tot winkelopenstelling op zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden.
Artikel 6 van de Winkeltijdenwet bepaalt dat, indien de eigenaar of beheerder van een winkel tot een kerkgenootschap behoort, de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, of te goeder trouw verklaart een godsdienst of levensovertuiging te belijden welke vordert dat de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag wordt gehouden, Burgemeesters & Wethouders op zijn verzoek ontheffing verlenen van het verbod om op zondag geopend te zijn. Wel wordt dan aan deze ontheffing het voorschrift verbonden dat de winkel op die andere dag, de rustdag van de eigenaar of beheerder, gesloten dient te zijn.
Daarnaast kan de gemeenteraad bij verordening nog vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen. Het gaat dan vooral om de openstelling voor 06.00 ’s ochtends en na 22.00 uur ’s avonds.
- wet ruimtelijke ordening
- gevelreclame horeca
- kinderopvang
- bestemmingsplan
- wabo omgevingsvergunning?
- short stay
- mengformule
Bekijk alle dossiers
Onze specialisten op dit onderwerp:
Meer informatie?
Tips
In geval gemeenten bereid zijn om tot zondagsopenstelling over te gaan is het verstandig om vanuit de ondernemers, indien die een dergelijke openstelling ondersteunen, goed te laten onderbouwen dat sprake is van een toeristisch gebied door middel van onderzoeksrapporten.